Volgens Wikepedia is “carnaval” (ook wel vastenavond genoemd, al is dit eigenlijk de dinsdagavond van carnaval) het feest dat gevierd wordt in de dagen voorafgaand aan aswoensdag, waarmee de vastentijd van 40 dagen aanvangt tot aan pasen. Van oudsher dus een eetfestijn, omdat het de laatste mogelijkheid was zich te buiten te gaan voor de 40 dagen vasten, waarin men zich beperkte tot het minimaal
noodzakelijke.
Dhr. F.G.G. Govers schrijft dat “het woord Vastenavond” in de Nederlanden voor het eerst opduikt aan het einde van de dertiende eeuw. De term “carnaval” komt veel later naar voren, pas aan het eind van de zeventiende eeuw. Meest waarschijnlijk komt het woord carnaval van “Carrus Navalis” en dat betekent “scheepswagen, schip op wielen”.
Dhr. André van der Wiel schreef eens in de Kuussegatter “dat in de middeleeuwen de carnavalswagen als belangrijkste carnavalsattribuut genoemd wordt, de blauwe schuit. Die werd door vastenavondvierders op rollen over land getrokken. De schuit was overwegend blauw geverfd, de kleur van de spot en de ironie. Het schip werd bemand door “een hooglustig geselcap van gecken”. Ook hier duikt de maatschappij-kritische functie op van het volksfeest. Het gebruik om het narrenschip in de carnavalsstoet mee te trekken is Brabants van oorsprong, en dateert uit het begin van de 15e eeuw.
Voor de Tweede Wereldoorlog kende Brabant slechts twee carnavalssteden: Bergen op Zoom en ’s-Hertogenbosch. Daar trok een echte carnavalsstoet door de straten met praalwagens en individuelen, waarin “ ’t groot “werd bespot.
In een uitgave van het Brabants Dagblad in 1979 lezen we dat “het carnavalsverleden van Veghel begint in 1951. Wetten van kerk en gemeente legden alle activiteiten op dit gebied vóór die tijd aan banden en wie de zotskap toch op wilde zetten moest naar Oeteldonk, waar men in besloten clubs terecht kon. Totdat in 1950 een clubje plakkers onder de stamgasten van Maison van den Boer plannen uitbroedde om carnaval in eigen huis te vieren. De herenboeren, waaronder ook een Oeteldonker – verenigd in de burgersociëteit – kregen van het gemeentebestuur toestemming voor een viering binnenshuis. Dat werd een groot succes en van heinde en verre kwamen ze met honderden naar Kalverdonk om zichzelf en de denderzolders deur te laten zakken. Kalverdonk dreunde toen op haar grondvesten, maar de extra gestutte zolders hielden stand.
Één van de eerste foto’s uit die tijd (1951) hangt in Brasserie De Gouden Leeuw met o.a.
– in het midden de eerste Prins, dhr. Stevens uit Valkenswaard
– 3e persoon van rechts, dhr. Noud van den Boer (de vader van Noud), en links achter de Prins met hoed, mevr. Annie van den Boer ( de moeder van Noud).
– 1e persoon van links met tropenhelm, dhr. van Herwaarden, de overgrootvader van Jaap, ook enige tijd uitbater van “de Gouden Leeuw”, en de dame links met parasol, mevr. van Herwaarden, de overgrootmoeder van Jaap.
Het carnavalsfeest was in de jaren vijftig dus veelal binnenshuis (Kalverdonk – Maison van den Boer) en niet voor iedereen. In de eindjaren vijftig kwam de Veghelse jeugd in beweging. De Blèrkoppen, een toepasselijke naam, manifesteerden zich in Kuusdonk (Hotel Jilesen).
In 1959 werd de eerste Prins gekozen, Prins Graod den Urste (Gerard van Heeswijk), met als adjudanten Jos van Heeswijk en Noud Rooyakkers, en als “burgemeester” (de allesregelaar en organisator) Paul van Gulick.
Al vrij snel trok men naar café ’t Zuid waar eigenaar, Jan Verhoef, de Blérkoppen gastvrij ontving. In Hotel Jilesen ging een afscheiding verder onder de naam “de Prinsenvereniging”.
Een Optocht mocht nog niet georganiseerd worden, maar een Intocht, rondrijden in particuliere en open auto’s werd meestal wel toegestaan, en daar maakten de Blèrkoppen dankbaar gebruik van.
Een vierde carnavalsvereniging “De Luwkes” werd in 1964 opgericht in café de Stoof (van Nettie de Laat) aan de Stationsstraat, hetgeen te lezen staat in de carnavalskrant “De Blèrkop” van fibberewarrie 1965.
Een initiatief vanuit het Oudercomité van de Lambertusschool leidde tot de eerste kinderoptocht op 7 februari 1967. Het succes van deze optocht was de aanleiding de koppen bij elkaar te steken om te komen tot de oprichting van één carnavalsvereniging. De initiatiefnemers waren o.a. broeder Benjamin, Arnold Hendriks, Piet van der Velde en Noud Hutten. Het benodigde geld werd verkregen door het organiseren van skelterraces en een ponyloterij.
Op 18 oktober 1968 passeerde de oprichtingsakte. “De Stichting Veghels Carnavals Comité” was een feit en werd de stichting door Ton Beunis voorzien van een embleem voor Kuussegat, de “Kuussekont”.
Een foto van de eerste Optocht in 1969 met:
rechts, met hoed Guus Beuving, ooit jeugdprins bij Jilesen.
achter hem Henk van Herwaarden en met de handen omhoog dhr. van Hout.
midden met biertje, banketbakker Theo van Liempt en het meisje vooraan is zijn dochter.
Op 4 november 1980 werd de naam en de rechtsvorm voor het eerst gewijzigd. De “Stichting Veghels Carnavals Comité” en de “Vrienden van Kuussegat” gingen samen in de “Algemene Veghelse Karnavalsvereniging De Kuussegatters. (A.V.K.). Met het oog op de nieuwe spelling ging men ervan uit dat carnaval voortaan met een “K” geschreven zou worden. In de volksmond spraken de Kuussen en Kuussinnen dan meestal ook over de A.V.K.
Omdat, ondanks de eerder genoemde nieuwe spelling, carnaval niet met een “K” werd geschreven werd op 6 maart 2003 de naam van de carnavalsvereniging opnieuw gewijzigd en vanaf die datum spreken we van carnavalsvereniging “De Kuussegatters”.